Teksten rode schijf (10-6)

DEEL II. DE GEBOORTE VAN DE RUIMTE X. DE ONVOORSTELBAARHEID

Wanneer ik dadelijk de beslissing neem om te sterven, sterf ik dan werkelijk of verbaas ik mijzelf? Ik ben eigenlijk al verbaasd over mijzelf, omdat ik voel dat de dood mijn eigen beslissing is.
Blijkbaar is het zo, dat wanneer ik zo dicht bij de dood ben, plotseling de abstractie van het concrete voelbaar – en te beredeneren is. Als ik had geweten dat de materie slechts het materiaal voor het creatieve proces was geweest, hoe had mijn leven er dan uitgezien? Eigenlijk grappig dat ik nooit verband heb gelegd tussen materiaal en materie.

Materiaal verbeeldt de actie die ondernomen wordt vanuit de aanleiding, terwijl mijn gevoel altijd zei dat de materie absoluut en statisch was.
Dat absolutisme, daar ben ik nu van verlost, maar waarom?
Ik heb, nu de tijd dringt, het besef dat tijd geen rol meer speelt en eigenlijk ook nooit gespeeld heeft.

Tijd speelt alleen een rol in de herkenningstermijn waarin de materie gevormd wordt in de zogenaamde werkelijke wereld. Materie en tijd zijn gelijk. Vreemd genoeg voel ik geen veroudering, hoewel mijn lichaam bijna versleten is, maak ik, door allerlei nieuwe inzichten een groei door die ik nooit gekend heb. Mijn lichaam is tijd en tijd is materie. Mijn verbazing over mijn eigen doodsbeslissing vervreemdt mij van mijn omgeving en van mijzelf. Zonder doodsangst kijk ik om mij heen naar het bevreemdende beeld van de omgeving waar mijn leven zich afspeelde en waarin ik mij thuis voelde.

Is het hierom dat mensen, die gruwelijke ervaringen hebben gehad, geen plaats meer vinden om verder te gaan?
Zulke ervaringen zijn net zo onvoorstelbaar als de stap naar de dood; echter, de symbolische orde, waarbinnen de ervaring heeft plaatsgevonden, blijft bestaan.

Met ruimtelijk inzicht kun je een beeld vormen hoe iemand zich verscheurd voelt tussen de concrete wereld en de abstracte wereld die wordt beleefd.
Alleen door herkenning via het concrete denken kan worden gesteld dat gruwelijke ervaringen wel voortkomen uit het concrete denken, maar qua abstractie daar totaal niets meer mee te maken hebben. De wereld om mij heen herkent mijn trauma niet.

IX. PROCES EN GELEIDELIJKE OVERGANG

Maar ik leef!
Ik moet communiceren en omgaan met anderen. Pas voor pas moet ik vanuit mijn onvoorstelbaar ruimtelijk denken de weg naar mijn angst voor de concrete wereld aflopen. Eigenaardig dat mijn doodsangst is verdwenen, mijn angst voor het concrete denken binnen de symbolische orde is hiervoor in de plaats gekomen.
Mijn emoties in de concrete wereld zijn de betekenis van de wens om te sterven.
Om te kunnen communiceren, moet ik vanuit mijn abstracte denken mijn omgeving laten weten dat door de aanvaarding van het procesmatig leven er ook een geleidelijke overgang kan zijn naar een creatieve manier van leven waarbij je geen gruwelen op de hals hoeft te halen. Mijn nieuwe angst is mijn begrip van onbegrip.
Hier zit het! Een dubbele interpretatie!
Alleen door een geleidelijk proces van herkenning, kan de concrete wereld leren te doorgronden, dat alle angst voor – en van het ego, de oorsprong van alle gruwelen op aarde is.

Mijn dubbele interpretatie, mijn begrip voor de voor mij nu zo onbegrijpelijke acties in de concrete wereld heet onvoorwaardelijke liefde.

VIII. LOSLATEN

Wanneer mijn ervaring van het onvoorstelbare niet na te bootsen, mee te voelen of te kopiëren is, dan moet het toch zo zijn, dat het een scheppingsmoment is geweest.
Om het loslaten van het bestaande te kunnen ervaren, zou je een actie van onzinnigheid kunnen ondernemen en in afwachting het proces kunnen gadeslaan.

Ik kan mij nog een verhaal herinneren. Dat ging over een man, die de gewoonte had om op iedere zaterdag te gaan vissen om vissen te vangen. Een duidelijk omschreven doel, vergezeld van een actie die daarbij past. Hij heette Jan en kon zich van alles voorstellen, behalve dat een eindje verderop, langs het kanaal, een paar vreemdelingen zaten te vissen met hengels zonder haakjes.

Dát was nog eens tijdverspilling!
Maar ja, er was niet één visser met afwijkend gedrag … het waren er zès!
“De meerderheid heeft gelijk!” bepaalde hier óók weer het denken van onze Jan.
Het doel van de “haak-lozen” was om het gevoel van loslaten-van-het-doel mee te maken, en door middel van deze onzinnige actie in meditatieve conditie te geraken.
Creativiteit is altijd onzinnig, maar uit de onzinnigheid reflecteert het ruimtelijke denken. Jan kreeg in ieder geval een zetje om eens na te denken over: gewoonte, de reden van …, verwachtingen en tijd.
“Blijkbaar is er een andere wereld,” bedacht Jan, na zijn visgerei te hebben opgeborgen en de baarsachtigen weer te hebben teruggezet in het kanaal.

VII. ALLEEN MAAR CREATIVITEIT

A:        Geen doelen, alleen maar creativiteit!

B:        maar zo juist zei je dat creativiteit onzinnig is …

A:        Zo is het!

B:        Maar dan wordt het een puinhoop, een rommeltje.

A:        Het is al een puinhoop en een rommeltje.

B:        Hoezo?

A:        De wereld staat in brand en jij vindt orde en structuur         belangrijk.

B:        Maar als we al onze normen en waarden overboord zouden zetten … dat kan toch niet?

A:        Het zijn niet onze normen en waarden, het zijn door machtsmechanismen vervaardigde structuren en regels die ons in de weg staan een vrij leven te leiden.

B:        Maar wie heeft die regels dan bedacht?

A:        Jijzelf!

B:        Maar ik bedoel het toch goed, ik wil helemaal geen oorlog.

A:        Oh nee?

B:        Absoluut niet!

A:        Absoluut?

B:        Absoluut!

A:        Weet je dan wat absoluut betekent?

B:        Wil je een omschrijving?

A:        Probeer maar …

B:        Nou … hier dan. Absoluut wil zeggen: in ieder geval, met de nadruk op ieder!

A:        …. Dan wil je dus toch oorlog?

B:        Bedoel je dan dat mijn absolutisme (ondanks mijn goede bedoelingen) normen en regels opleveren, die ons laten geloven dat de waarheid bestaat en ons later dwars gaat zitten vanwege het feit dat alles voordurend verandert?

VI. GEEN NABOOTSING

Nabootsing komt voort uit een gebrek aan het inzicht, dat resultaten in ‘feitelijk’ niet bestaan en alles ‘eigenlijk’ een proces van verandering is.
Mode is bijvoorbeeld een commercieel instituut, dat gebruik weet te maken van de gretigheid van mensen naar iets nieuws enerzijds, en de daarmee gepaard gaande kopieerdriften anderzijds. Deze kopieerdriften zijn te verklaren als angst-reacties, maar de gretigheid naar iets nieuws wekt de indruk dat de mens toch naar verandering hunkert.

Wat hieruit is op te maken, is dat men liever de vorm dan de inhoud verandert. Men stelt liever de norm bij dan de waarde. Bijstelling van een norm of regel heet herhaling. Blijkbaar voelt men toch aan, dat waarden niet te kopiëren zijn.
Het idealiseren van één of twee “eigenschappen” bij iemand anders en de behoefte om deze ook machtig te maken, staat zelfaanvaarding in de weg.

Onze eigenheid en ons ego staan haaks op elkaar, maar vullen elkaar ook aan.
Aangezien wij onze originaliteit niet kunnen herkennen, kunnen wij nooit een gerichte zoektocht hiernaar ondernemen. De tocht is alleen een aanleiding om een creatief proces te beleven. Dit proces noemen wij onthechting.
Zelfs alle meditatie en cursussen van spirituele aard, zijn slechts aanleidingen om te onthechten van wie je denkt te zijn.
Door acceptatie van het nieuwe zelfbeeld is ook acceptatie van ieder ander mogelijk.